Insulineresistentie: moderne gesel

Hardlopen is een krachtig preventief middel tegen degeneratieve ziekten, van diabetes tot Alzheimer. Maar hoe komt dat? Doordat het ons gevoeliger maakt voor het meesterhormoon insuline, zegt de wetenschap. Verminderde gevoeligheid voor dit hormoon – insulineresistentie – is de gesel van deze tijd. ‘Het ligt aan de basis van alle grote ziekten.’

Mensen die redelijk gezond de honderd passeren, wijken in weinig af van gewone stervelingen. Je hebt korte en lange eeuwelingen, domme en slimme, er zitten rokers en drinkebroeders tussen, sommigen zijn kalm en vriendelijk, anderen juist kortaangebonden en onsympathiek en hun cholesterspiegels lopen uiteen van laag tot torenhoog. Maar er zijn twee biologische kenmerken die alle krasse knarren op aarde delen. Ze hebben lage bloedsuikerspiegels en lage insulinespiegels. Fitte honderdjarigen zijn, met andere woorden, zonder uitzondering bijzonder gevoelig voor insuline. Die insulinegevoeligheid is niet alleen bepalend voor onze levensduur, hij maakt ook in belangrijke mate uit of we fit en gezond blijven. Het tegenovergestelde, insulineresistentie, blijkt aan de basis te liggen van zo’n beetje alle welvaartskwalen. Voor we de materie uitspitten: lopen helpt!

Insuline is vooral bekend om zijn bloedsuikerregulerende werking. Alle koolhydraten die we eten, worden omgezet in glucose, bloedsuiker. Die glucose wordt met het bloed naar de lichaamscellen getransporteerd, waar ze als brandstof dient of wordt opgeslagen in de vorm van vet. Een voor het leven cruciaal proces, dat alleen gladjes kan verlopen dankzij de tussenkomst van insuline. Insuline wordt in respons op een bloedsuikerstijging geproduceerd door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. ‘Beschouw insuline maar als een sleutel die de deur van de cellen opent, zodat de suiker naar binnen kan,’ zegt emeritus hoogleraar endocrinologie Dr Gerald Reaven, de Stanford-professor die lang heeft gevochten om insulineresistentie als ziekteproces op de kaart te krijgen. ‘Al die suikermoleculen willen de spieren in, maar ze moeten op de één of andere manier door de celwanden heen. Welnu, op elke celwand zitten receptoren. Dat zijn sloten. De insulinemoleculen zijn de sleutels die deze sloten openen, waarna de glucose de cel in schiet en energie geeft.’

Reaven onderkende in de jaren tachtig een onvoordelige gezondheidstoestand die hij ‘Syndroom X’ noemde, tegenwoordig beter bekend als het Metabole Syndroom. Daarbij zijn de spier- en levercellen als het ware doof geworden voor insuline. Ze openen hun poorten niet voldoende, waardoor er na een maaltijd te veel glucose in het bloed blijft hangen. De exacte oorzaak hiervan is onbekend. Het lichaam maakt dan ter compensatie steeds meer insuline aan, net zo lang tot de receptoren op de cellen eindelijk ‘luisteren’. In een reactie op al die extra insuline vermindert het lichaam het aantal insulinereceptoren, waardoor het nog insulineresistenter wordt. Reaven: ‘Deze toestand is erg ongezond. Het leidt ondermeer tot een verhoogde hoeveelheid vrije vetzuren (triglyceriden) in het bloed, een ongunstig cholesterolprofiel, een licht verhoogde nuchtere bloedsuikerspiegel, sterk toegenomen neiging van het bloed om te klonteren en hoge bloeddruk. Diabetes type 2 ligt op de loer. En we weten dat dit syndroom het risico op hartproblemen exponentieel verhoogt.’ Vaak, maar niet altijd, zijn mensen met het Metabole Syndroom te zwaar. Hun overtollige vet concentreert zich vooral in de buikholte.

Als het lichaam niet goed naar insuline luistert, gaat er van alles mis. Ofschoon insuline vooral bekend staat als bloedsuikerregulerend hormoon, doet het veel meer. Het speelt een hoofdrol in de opslag van overtollige energie in de vorm van vet, het is nodig voor de eiwitstofwisseling en voor de opname van belangrijke vitaminen en mineralen. Daarnaast controleert het een groep hormonen die de eetlust reguleren. Als onze cellen niet goed naar insuline luisteren, krijgen ze dus niet alleen minder energie in de vorm van glucose, maar ook minder magnesium, ascorbinezuur en nog een hele rits andere voedingsstoffen, terwijl we niet meer voelen wanneer we genoeg hebben gegeten. De omzetting van glucose in glycogeen raakt gestoord, zodat we minder reservebrandstof hebben. En omdat ook de omzetting van eiwitten minder soepel verloopt, zullen spiertonus en –kracht afnemen. Om de ellende compleet te maken, is al de extra insuline die ter compensatie wordt afgegeven geen goede zaak. Insuline laat namelijk alles wat op zijn pad komt groeien. De gladde spiercellen in slagaderen, waardoor die nauwer worden, maar ook vetcellen, eileiders (zie kader) en zelfs kankercellen.

Hoe weet je of je insulineresistent bent? ‘In eerste instantie merk je er weinig van,’ vertelde Dr David Ludwig, een endocrinoloog van Harvard die veel succes boekt met de behandeling van overgewicht bij kinderen, onlangs op een conferentie in Kopenhagen. ‘De belangrijkste telltales zijn een dikke buik, een omhoogkruipende bloeddruk en afwijkende cholesterolwaarden. Als je bij insuineresistente mensen gaat meten, zie je altijd abnormale bloedsuikerpieken na een maaltijd. Bij een optimaal gezond mens is de bloedsuikercurve de hele dag, zelfs na maaltijden, tamelijk vlak.’

Hongerklop zonder inspanning

Een van de signalen die kunnen duiden op insulineresistentie is trillerigheid en hongerklop enige tijd na een koolhydraatrijke maaltijd. Die symptomen duiden op een te lage bloedsuikerpiegel. Maar hoe kan iemand die insulineresistent is nou last hebben van te weinig bloedsuiker? Het lijkt paradoxaal, maar de verklaring is logisch. ‘Iemand met beginnende insulineresistentie maakt na een maaltijd ter compensatie extra veel insuline aan, omdat de cellen het hormoon niet horen,’ legt Dr Ludwig uit. ‘Uiteindelijk zullen de roestige celdeuren vrij plotseling bezwijken onder druk van die overvloed aan insuline. Op dat moment daalt de bloedsuiker krachtig, vaak tot onder het niveau dat het lichaam prettig vindt. Vergelijk het met roestige sluisdeuren die van het ene op het andere moment bezwijken onder de waterdruk, waarna de sluis kolkend leegloopt. Het autonome zenuwstelsel ervaart die plotselinge daling als een crisis en brengt stressmechanismen in stelling. Die zullen de symptomen aanvankelijk nog verergeren, maar zullen de bloedsuikerspiegel na verloop van minuten opnieuw omhoog stuwen. Dan is opnieuw veel insuline nodig, na verloop van tijd ontstaat weer een bloedsuikerdip, enzovoort.’ Als mensen met deze typische klachten het standaardadvies van voedingsautoriteiten en dietistes opvolgen en hun aanvallen bestrijden met koolhydraatrijke snacks, komen ze volgens Ludwig en Reaven van de regen in de drup. Ludwig in Kopenhagen: ‘Wie al zo ver heen is, moet waarschijnlijk toch gaan denken aan een koolhydraatbeperkt dieet. Daarmee worden in klinische studies de beste resultaten geboekt.’

Deze politiek incorrecte conclusie is controleerbaar juist. Vijf goed uitgevoerde onderzoeken hebben de afgelopen zeven jaar aangetoond dat insulineresistente mensen, onder hen ook sporters, hun gezondheid drastisch vooruit zien gaan als ze het aandeel koolhydraten in hun voeding verminderen. Met name risicofactoren voor hart- en vaatziekten verbeteren. In een opmerkelijk Zweeds onderzoek raakten sommige patiënten met diabetes type 2 hun kwaal kwijt, terwijl zich gedurende vijf jaar geen enkel hartinfarct voordeed, waar er statistisch gezien een paar hadden moeten optreden. Zijn insulineresistentie en alle daaruit voortvloeiende misère ‘dus’ uitsluitend een probleem van de hoeveelheid koolhydraten in de voeding? Moet iedereen op een Atkinsdieet om zich deze gesel van het lijf te houden? Het is verleidelijk de koolhydraten exclusief de schuld te geven – die verhogen immers de bloedsuikerspiegel – maar dat is, zoals zo vaak in complexe biologische kwesties, te kort door de bocht. Er zijn meerdere waarnemingen die het idee ontkrachten. Zo leven de bewoners van Okinawa, de Japanse archipel waar mensen relatief ziektevrij ontzettend oud worden, op een grotendeels plantaardige, dus koolhydraatrijke voeding. Canadese onderzoekers stelden vast dat Okinawanen erg insulinegevoelig zijn, als gesteld een voorwaarde om ziektevrij ouder dan 80 te worden. Zodra deze mensen ‘westers’ gaan eten, verliezen ze hun sublieme gezondheid en worden ze insulineresistent, dus ze genieten geen genetische bescherming. En de Zweedse internist en Europese frontfiguur van de evolutiegeneeskunde Dr Staffan Lindeberg stelde tijdens zijn promotieonderzoek op Kitava in de Stille Oceaan vast dat de vissende en verzamelende eilandbewoners tot aan hun dood op vaak hoge leeftijd volkomen gevrijwaard zijn van diabetes, hart- en vaatziekten (ook hoge bloeddruk, beroerte en plotse hartdood zijn er onbekend) en kanker. Ze blijven mooi insulinegevoelig op een dieet van kokos, vis, groenten, fruit, eieren en knolgewassen, dat voor 70 energieprocent bestaat uit koolhydraten. Lindeberg: ‘Het is een zegen dat er eindelijk aandacht lijkt te komen voor de cruciale rol van insuline en de bloedsuikerhuishouding, maar er wordt te veel nadruk gelegd op de verhouding tussen koolhydraten, eiwitten en vetten. Mensen boeken inderdaad indrukwekkende gezondheidswinst op een koolhydraatbeperkt dieet, maar mijn onderzoek laat zien dat je diezelfde voordelen kunt behalen met een tamelijk koolhydraatrijke voeding. Alles wijst erop dat de bron van de koolhydraten cruciaal is.’

“Niets in de biologie is logisch, behalve in het licht van de evolutie”

Lindeberg bekijkt ziekte en gezondheid door de bril van de millennialange interactie tussen ons genetisch materiaal en de veranderende omgeving. ‘Niets in de biologie is logisch, behalve in het licht van de evolutie’, luidt zijn motto. Insulineresistentie en zijn vervolgziekten zijn, dat is duidelijk op te maken uit fossiele menselijke resten, ontstaan toen we tussen de 5000 en 10.000 jaar geleden – een oogwenk in evolutionair perspectief – overschakelden van een jagerverzamelaarsdieet op een voeding die sterk leunt op graanproducten en zuivel. De oude Egyptenaren, zo werd onlangs opnieuw bewezen aan de hand de mummie van despote Hatshepsut, werden op het schoolmodel van een verantwoorde voeding vroeg oud en ziek. ‘Toch is het niet logisch om aan te nemen dat mensen insulineresistent worden van koolhydraten an sich, want we hebben gedurende onze ontwikkeling afwisselend koolhydraatrijk en koolhydraatarm gegeten, zonder nadelige consequenties,’ zegt Lindeberg. Zijn bevindingen op Kitava inspireerden hem studies op te zetten met varkens, die fysiologisch erg op mensen lijken, en hartinfarctpatiënten. De uitkomsten bevestigden zijn vermoeden: varkens en mensen worden insulineresistent op een ‘verantwoorde’ westerse voeding, maar blijven of worden insulinegevoelig op een menu van groenten, fruit, zetmeelrijke knolgewassen, noten, vlees en vis.

Wat moet je hier nou mee als hartstochtelijk loper? Het hangt er ondermeer vanaf hoe hartstochtelijk u loopt. Het kan geen kwaad nuchter vast te stellen dat goed getrainde atleten doorgaans een erg efficiënte bloedsuikerhuishouding hebben en dus mooi insulinegevoelig zijn. Volgens voedingskundige Dr Hans Schepers van Wageningen Universiteit kun je daarom als fanatieke sporter in principe eten wat je wilt. Maar we zijn niet allemaal fanatiek en een deel van het groeiende loperslegioen vervoert onder de buikspieren een kogelrond mandje met vet, met de stip de beste verrader van insulineresistentie. Inspanningsfysioloog Dr Loren Cordain, auteur van het boek ‘The Paleo Diet for Athletes’, vindt dat juist deze grote groep niet moet denken dat ‘koolhydraatstapelen’, zoals hij ons normale westerse eetpatroon noemt, per sé gezond is. ‘Je werkt er het ontstaan insulineresistentie mee in de hand,’ zegt hij. ‘Nogal wat atleten doen zich 16 uur per dag, zeven dagen per week met een gerust hart tegoed aan pasta, brood en andere sterk geconcentreerde koolhydraatbommen. Daarmee plegen ze, zelfs als er sprake is van een licht tekort op de energiebalans, een aanslag op hun lijf. Het is overkill. De onvermijdelijke insulinepieken werken aderverkalking in de hand en hinderen de fysiologisch normale vetverbranding. Bovendien levert met name tarwe stofjes die het immuunsysteem voor de gek houden en het lichaam zelfs aansporen de insulineproducerende cellen aan te vallen. Wie pech heeft, ontdekt op zijn vijftigste dat hij, zijn ‘gezonde’ leefstijl ten spijt, ouderdomssuiker heeft.’

Maar wat voor koolhydraten dan wel? Cordain is streng en adviseert bananen, vijgen, dadels, rozijnen, aardappelen en andere zetmeelrijke knolgewassen; maar alléén direct nadat er stevig is gesport, als de lichaamscellen maximaal gevoelig zijn voor insuline en glucose deels zelfs zonder tussenkomst van insuline wordt verwerkt. Lindeberg is wat liberaler. ‘Het is aannemelijk dat gezonde Europeanen kleine hoeveelheden graan zonder problemen aankunnen. Bovendien draagt hardlopen ontegenzeggenlijk bij aan een gezonde bloedsuikerhuishouding. Het punt is dat niemand weet waar zulke individuele grenzen liggen. Mensen werpen vaak tegen: maar volkoren granen zijn toch natuurlijk? Waar. Maar het is ook ‘natuurlijk’ dat het plantje probeert ons om zeep te helpen. Daar heeft het zich gedurende miljoenen jaren in gespecialiceerd en daar is het verdomd handig in geworden. Wij zijn niet goed aangepast. Wie op zijn vijftigste een hartinfarct krijgt, heeft zich immers lang en breed voortgeplant. De evolutionaire druk van insulineresistentie en haar vervolgziekten is niet zo sterk. Ze vergallen vooral het leven op latere leeftijd. Hier ligt een geweldige uitdaging voor de voedingsindustrie. Identificeer de stoffen die onze moderne voeding mensonvriendelijk maken en creëer graansoorten die die xenobiotica niet meer bevatten.’

“Onze voorouders namen dagelijks deel aan talloze activiteiten die we nu ‘atletisch’ zouden noemen”

Inspanningsfysioloog Dr Frank Booth introduceerde de geniale term ‘inspanningsdeficiëntie’. Loren Cordain: “Stilzitten is echt verschrikkelijk ongezond. Punt. Het huidige levensmiddelenaanbod speelt een rol in de epidemie van insulineresistentie, maar een groot deel van de oplossing is echt zo simpel, goedkoop en leuk als een paar loopschoenen. Onze voorouders namen dagelijks deel aan talloze activiteiten die we nu ‘atletisch’ zouden noemen. Ze liepen en renden 8 tot 16 kilometer per dag. Ook onze genen eisen dat ook.”

Kaders:

Insuline en vruchtbaarheid

Het deel van de medische stand dat dagelijks voor Mr Bean speelt en beroepshalve in vrouwelijke openingen gluurt, weet dat Polycystic Ovary Syndrome, goedaardige weefselgroei op de eierstokken, steeds vaker voorkomt. Die goedaardigheid valt helaas tegen. ‘PCOS vermindert de kans op bevruchting, terwijl het wordt geassocieerd met een verhoogd risico op een aantal vormen van kanker’, meldt het artsenhandboek Merck Manual. Ook deze nieuwgroei is volgens deskundigen een symptoom van insulineresistentie. ‘Insuline en allerlei afgeleiden ervan zijn krachtige groeifactoren,’ zegt Dr Cordain. ‘Het is de bedoeling dat we met heel kleine beetjes toekunnen. Als er voortdurend veel insuline in het lichaam circuleert, krijgen vrouwen onder meer last van poliepen. Vaak zie je dat ze na correctie van de insulineresistentie direct zwanger worden.’

Stress + eten = hartinfarct

Langdurige stress is funest voor een gezonde bloedsuikerhuishouding. Uit medische experimenten tijdens een Volvo Ocean Race bleek dat jonge zeezeilers onder zware negatieve stress, in dit geval hopeloosheid, al na een etmaal zo insulineresistent worden dat ze diabetische bloedsuikerwaarden krijgen. Tijdelijke insulineresistentie bij acute stress is een universeel gegeven en vanuit evolutionair perspectief logisch: het maakte het onwaarschijnlijker dat we tijdens de vlucht voor een troep kanibalen moesten opgeven vanwege een kelderende bloedsuikerspiegel. Onze voorouders hadden in zo’n catabole toestand – waarin het lichaam op afbraak is ingesteld – wel iets anders aan hun hoofd dan eten. Eenmaal in veilige haven bekwamen ze rustig van de schrik en het ligt voor de hand dat ze pas aten als de kust veilig was. ‘Aan tafel’ waren ze ontspannen en dus weer relatief gevoelig voor insuline. Wat die constatering met uw hart te maken heeft? Alles, meent de Britse arts/onderzoeker Dr. Malcolm Kendrick. Kendrick zoekt al 20 jaar naar een verklaring voor de Franse paradox, het gigantische verschil in het aantal hartinfarcten tussen Engeland en Frankrijk, ondanks identieke risicofactoren. Hij neemt geen genoegen met de theorie dat de Fransen beschermd worden door hun wijnconsumptie, omdat er ook landen zijn waar wijngebruik geen effect lijkt te hebben. Kendricks overtuiging is dat de Fransen bescherming genieten omdat ze het leeuwendeel van hun calorieën – de hoofdmaaltijd – traditiegetrouw in alle rust en dus in een relatief insulinegvoelige toestand nuttigen. ‘Aanhoudende stress is niet goed, maar eten onder stress is funest,’ zegt hij. ‘Het slechtste wat je kunt doen is een insulineresistent organisme belasten met een grote hoeveelheid glucose uit een koolhydraatrijke maaltijd.’ De les van deze dokter is hedonistisch: neem een voorbeeld aan de Fransen en tafel lang en uitgebreid, bij voorkeur met familie of vrienden. Wie vooraf heeft gelopen, hoeft wat hem betreft niet meer te piekeren over wat hij op zijn bord schept.

Suikerterreur

Insulineresistentie leidt onherroepelijk tot bloedsuikerpieken, ook als er geen sprake is van suikerziekte. Zelfs als die uitschieters zich beperken tot een uurtje na de maaltijd, zijn ze niet onschuldig. Een deel van de overtollige glucose-moleculen verliest tijdens het transport door het lichaam namelijk spontaan zijn integriteit. Deze moleculen gaan verbindingen aan met elke eiwitstructuur die ze tegenkomen, zoals bloedcellen, bindweefsel, het kristallijn van de ooglens, lipoproteïnen (cholesterol), de insulineproducerende beta-cellen in de alvleesklier en zelfs met het DNA. In eerste instantie is dit zogenoemde glycatieproces nog redelijk omkeerbaar. Zodra de suikerconcentratie van het bloed weer zakt en een poosje normaal blijft, worden de meeste verbindingen netjes verbroken. Treden die pieken echter veelvuldig op, dan worden die suiker-eiwitbruggen steeds complexer, tot ze na enkele dagen onverwoestbaar zijn. Deze Advanced Glycation Endproducts (AGE’s) hechten zich ondermeer aan de vaatwanden en bezetten allerlei belangrijke receptoren, zodat bijvoorbeeld cholesterol en insuline hun werk niet meer efficiënt kunnen doen en het lichaam er méér van gaat produceren.

door: Melchior Meijer

Dit artikel verscheen eerder in: Runner’s World en Het Paleo Perspectief

Nieuwsbrief

Contact

ga naar boven